Groepsprocessen
Leerlingen hebben de behoefte om een relatie te onderhouden met de leerkracht en met hun klasgenoten. Een leerling functioneert het beste als hij vertrouwen heeft in de leerkracht en als hij het gevoel heeft bij de groep te horen en daar gezien wordt (Geerts & Van Kralingen 2016).
Deze fasen worden door de Amerikaanse psycholoog Tuckman beschreven in zijn theorie over groepsdynamiek. Deze theorie wordt 'Tuckmans stadia van groepsvorming' genoemd en beschrijft de vijf fasen van de ontwikkeling van een groep: forming, storming, norming, performing en adjourning (Geerts & Van Kralingen 2016).
Hieronder staan 2 aspecten over groepsprocessen beschreven aan de hand van voorbeelden:
Voorbeeldvideo: hoe overleef ik.... mijn eerste schooldag? ---> 8:08 min
Bovenstaand fragment is een goed voorbeeld van de formingfase. De adolescenten in dit fragment zijn nog heel erg op zoek naar wie ze zijn en bij welke groep ze horen in hun nieuwe klas (Geerts & Van Kralingen, 2016). Deze fase speelt zich vooral af aan het begin van kennismakingen en nieuwe mensen leren kennen. Forming is namelijk de fase waarin kennismaking plaatsvindt (Geerts & Van Kralingen, 2016). Desondanks kun je dit proces ook halverwege het jaar zien bij vorming van subgroepen of als er veranderingen voordoen in de samenstelling van een klas (M.baseler, Gloudemans, Koomen, & Midde, 2016). In het begin bestaat een klas uit losse individuen. Iedereen is nog heel erg bezig met wat anderen van hen vinden, wat er van hen wordt verwacht en wat ze van de anderen vinden (Geerts & Van Kralingen, 2016). Het is belangrijk dat de leerlingen binnen het klassenverband een groep vormen. (Geerts & Van Kralingen, 2016). Leerlingen krijgen immers in groepsverband les en moeten met elkaar samenwerken aan projecten en opdrachten. Ze hebben elkaar in lessituaties dus nodig (Geerts & Van Kralingen, 2016).
De formingfase is ook terug te zien in het fragment van Hoe
overleef ik... mijn eerste schooldag? Rosa zit samen met twee
vriendinnen in de klas die ze kent van de basisschool. Ondanks dat ze dus al
twee mensen kent, is ze wel heel zenuwachtig. Haar vriendin Sasha lijkt daar
geen last van te hebben. Zij voelt zich al veel volwassener en vindt het alleen
maar leuk om te kijken hoe kinderachtig sommige klasgenoten zich gedragen. Rosa
probeert zich net zo stoer voor te doen als Sasha, omdat ze zich veilig voelt
bij haar (formingfase).
Tijdens een speurtocht door de school, die door de docent is bedacht om het aftast- en kennismakingsproces positief te beïnvloeden (Geerts & Van Kralingen, 2016), komt Rosa met haar twee vriendinnen, Danny en Esther in het groepje. Danny is een stoere jongen die is blijven zitten en niet zo veel zin heeft in die hele speurtocht. Esther daarentegen is een stil en slim meisje die iets wat aparte kleren draagt die door haar moeder zijn gemaakt. Sasha en Danny proberen haar hier belachelijk mee te maken. Rosa voelt zich hier heel erg ongemakkelijk bij, omdat ze niet tegen haar vriendin in durft te gaan, maar ze wil ook niet dat Esther gekwetst wordt (formingfase).
Rosa, Danny, Sasha en Esther zijn alle vier bezig met de eerste basisbehoefte: een gevoel van veiligheid creëren. Ze willen zich geaccepteerd voelen en erbij horen (Geerts & Van Kralingen, 2016). Dit proberen zij te bereiken door de vragen, die bepalend zijn in de formingfase, te beantwoorden. Dit zijn vragen zoals: wie zijn de anderen, hoe zie ik hen, hoe zien zij mij? Dit doen ze om zich veilig en geaccepteerd te voelen in de groep (Geerts & Van Kralingen, 2016).
Wat kan een leraar doen?
In praktijk kan de aftast- en kennismakingsproces op verschillende manieren in positieve banen geleid worden (Geerts & Van Kralingen, 2016):
- Doe kennismakingsspelletjes: dit helpt de leerlingen elkaar te leren kennen op een leuke manier.
- Bied de hoeveelheid informatie die in deze fase op de leerlingen afkomt, in porties aan: Heldere, nuttige en concrete informatie binnen de duidelijke kaders geeft de leerlingen houvast.
- Leg als leerkracht zelf de basis voor een gezonde sociale norm: geef het goede voorbeeld. Laat merken welk gedrag niet geaccepteerd wordt en beloon gewenst gedrag. Zo stimuleer je de groep om positieve regels in praktijk te brengen.
- Pas 'heretiketteren' toe: Heretiketteren wil zeggen dat je ergens een ander, positief label op plakt. Dit is een effectieve methode om leerlingen op een andere manier naar dingen te laten kijken, zonder er een waardeoordeel over te vellen.
Bron:(Geerts & Van Kralingen, 2016)
In de bovenstaande video is een typisch voorbeeld van stormingfase te zien. We zien dat de klas afspreekt om een grap uit te halen bij de docent. Wanneer de docent het lokaal even verlaat om een leerling te helpen, besluit de groep voor de lol te gaan klappen zodra de docent terugkomt. Ze blijven hiermee doorgaan, totdat de docent boos wordt en de klas verlaat. Zelfs dan blijven ze nog even doorgaan met het gedrag. In de stromingfase is er ruimte om toe te komen aan de behoefte om invloed uit te oefenen (Geerts & Van Kralingen, 2016)
In dit voorbeeld is duidelijk te zien dat de groep met het gedrag dat ze vertonen de grens opzoeken en kijkt hoever ze kunnen gaan met hun grap (Geerts & Van Kralingen, 2016). Dit zorgt voor conflicten. Ze proberen duidelijk de leraar uit te dagen en pushen hem tot het randje aan toe dat hij zelfs het lokaal verlaat. Ze zijn opzoek naar de grens van hun eigen positie binnen de groep (Geerts & Van Kralingen, 2016).
De docent probeert in te grijpen en de situatie onder controle te krijgen. Dit doet hij onder andere door aan te geven dat de leerlingen moeten stoppen, maar dit heeft geen effect op de leerlingen zoals te zien is in de video. Met betrekking tot de situatie in de video zal de sociale norm geen effect hebben. De sociale norm houdt in dat je als leerkracht consequent je grenzen bewaakt en ingrijpt wanneer deze wordt overschreden (Geerts & Van Kralingen, 2016).
Doordat de docent het lokaal verlaten heeft, hebben de leerlingen het doel van hun gedrag bereikt; opzoek naar toelaatbaar gedrag (Geerts & Van Kralingen, 2016). Een optie voor de docent had kunnen zijn om de klas hun gang te laten gaan en even hun momentje te geven.
Een docent die een geschikte reactie wil geven op deze situatie zal toch moeten improviseren (Geerts & Van Kralingen, 2016). Door telkens te zeggen dat ze moeten stoppen, lijkt de klas alleen maar door te willen gaan. De reactie van de docent op het geklap, zorgde voor meer spanning. Een improvisatie die passend had kunnen zijn was het negeren van het gedrag en rustig afwachten. Omdat straffen bij jonge adolescenten vaak juist averechts werkt (Joop,2011, 28 maart), is het misschien het beste dat de leraar ervoor kiest de klas niet te straffen voor dit gedrag.
Geschikte docentreacties: het afscheidsproces zoveel mogelijk steunen.
- Met de leerlingen praten over hun gevoelens; samen met de leerlingen terugkijken op de afgelopen tijd, herinneringen ophalen.
- Een markeringspunt creëren; een afscheid organiseren, bijvoorbeeld een musical, markeert het einde van een tijdperk.
- Samen met de groep de blik op de toekomst richten; vooruitkijken naar vervolgopleidingen voor de leerlingen